donderdag 23 juli 2009

de Gezondheidsraad over de gevaren van meeroken

De belangrijkste conclusies, die gelden voor een doorsnee bloot-
stelling aan omgevingstabaksrook, zijn als volgt:
• Er is voldoende bewijs geleverd dat passief roken longkanker kan veroorzaken. De
risicoverhoging bedraagt ongeveer 20 procent.
• Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat blootstelling aan omgevingstabaksrook de
kans op andere vormen van kanker vergroot.
• Het is overtuigend aangetoond dat passief roken tot een hogere kans op hartaandoe-
ningen leidt. De risicoverhoging is 20 à 30 procent.
• Kinderen hebben gemiddeld een lager gewicht en een geringere lengte bij de
geboorte als de aanstaande moeders roken of meeroken. De risicoverhoging
bedraagt ongeveer 20 tot 40 procent.
• Blootstelling aan omgevingstabaksrook verdubbelt naar schatting de kans op wie-
gendood (met andere woorden, de risicoverhoging is ongeveer 100 procent).
• Er zijn aanwijzingen dat zowel prenatale als postnatale blootstelling aan omge-
vingstabaksrook bepaalde cognitieve vaardigheden (zoals taal- en leervermogen) en
gedragskenmerken (zoals activiteit en concentratievermogen) van kinderen negatief
beïnvloedt. De mate waarin dit het geval is, kan nog niet goed worden beoordeeld.
• Passief roken leidt tot een grotere kans op (ernstigere) infecties en tot een hogere
frequentie van luchtwegsymptomen bij kinderen met en zonder astma. De risicover-
hogingen variëren van ongeveer 20 procent tot ongeveer 50 procent, afhankelijk van
onder meer de beschouwde effecten, de aard en mate van blootstelling en de leeftijd
van de kinderen.
• Er zijn aanwijzingen dat passief roken de kans op chronische luchtwegklachten bij
volwassenen (in het bijzonder astmatici) vergroot.


De commissie heeft zich vervolgens de vraag gesteld wat deze relatieve risico’s beteke-
nen voor het aantal ziekte- en sterfgevallen dat jaarlijks in ons land aan passief roken te
wijten is. Om die vraag te kunnen beantwoorden moet men beschikken over incidentie-
cijfers voor (sterfte door) de betrokken aandoeningen, gespecificeerd naar leeftijd,
geslacht en rookstatus. Ook zijn prevalentiecijfers nodig voor blootstelling aan omge-
vingstabaksrook, gespecificeerd naar leeftijd, geslacht en locatie. De commissie heeft
geconstateerd dat veel van de benodigde cijfers niet zonder meer beschikbaar zijn. Voor
een belangrijk deel lijken ze wel te achterhalen, maar dat vergt nader onderzoek. De
commissie vindt het belangrijk dat dit onderzoekswerk ter hand wordt genomen, bij-
voorbeeld in verband met monitoring van maatregelen om meeroken terug te dringen.


Op basis van becijferingen uit de VS valt volgens de commissie wel een uitspraak te
doen over de orde van grootte van de sterfte- en ziektelast. Naar schatting is passief
roken in ons land jaarlijks de oorzaak van:
• enkele honderden sterfgevallen door longkanker
• enkele duizenden sterfgevallen door hartaandoeningen
• een tiental gevallen van wiegendood
• vele tienduizenden gevallen van (meer of minder ernstige) luchtwegaandoeningen
bij kinderen


Met deze globale schattingen is de schadelijkheid van passief roken nog niet in haar
volle omvang gekarakteriseerd. Zo is er bij de hartziekterisico’s niet alleen sprake van
mortaliteit maar ook van morbiditeit. Schade door prenatale blootstelling aan tabaksrook
moet ook worden meegeteld. Verder doet hinder door stank en irritatie zich op grote
schaal voor.
Belangrijk is dat het om een ziekte- en sterftelast gaat die zich laat reduceren: als niet-
rokers minder bloot komen te staan aan omgevingstabaksrook, daalt het aantal ziekte- en
sterfgevallen onder hen. Voor sommige aandoeningen, zoals longkanker, loopt het risico
dan geleidelijk terug. In andere gevallen valt de gezondheidswinst al heel snel of zelfs
vrijwel onmiddellijk te incasseren. Dat lijkt te gelden voor een deel van de hartaanvallen
en voor diverse luchtwegklachten.

Passief roken in het publieke domein wordt door aanscherpingen van de Tabakswet
steeds verder teruggedrongen. Thuis roken waar anderen bij zijn, in het bijzonder kinde-
ren, blijft echter een omvangrijk probleem. De commissie ziet hier een rol weggelegd
voor artsen, verloskundigen en medewerkers van consultatiebureaus: zij zullen wat haar
betreft vaak en duidelijk moeten wijzen op de gevaren van meeroken. Te overwegen valt
om deze voorlichtingsactiviteit op te nemen in het Basistakenpakket Jeugdgezondheids-
zorg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten